Wieteke van Dort: Kind in Surabaja
Ten geleide Het eerste korte hoofdstuk zet de sfeer: zo was het, zo herinnert de auteur zich die tijd, de plaats, wat er was. Herinneren is herbeleven, en de kinderen van nu mogen daarin delen.
De waringin (de reuzenboom) Weet je waar ik woonde toen ik nog klein was? In een warm land, Indonesië. Wij woonden in een groot huis in de stad Surabaja. We keken uit op een park, het Scheepmakerspark. Er was een rond grasveld in de grote voortuin, met daaromheen een pad van grind. Kriekil, noemden we die kleine steenqes. Natuurlijk waren er ook struiken en bloemen overal. Links in de tuin stond een reusachtig grote boom, een waringin. 'Die waringin bewaakt het huis,' vertelde mijn moeder. 'Zie je wel hoe hoog hij is? Veel hoger dan het huis.' 'En dik,' zei ik. 'Mammie, babu Mi zegt dat er een geest woont in de waringin.' 'Daar weet ik niks van hoor. Ik luister alleen maar naar het ritselen van zijn takken en het ruisen van zijn bladeren.' Mammie sprak altijd heel duidelijk en liet de rrrr rollen. 'Als je heel stil zit op de voorgalerij kun je nog iets horen. Dan vertelt hij verhalen, de waringin.' 'Die vertel jij weer aan ons,ja?' 'ja, natuurlijk.' 'En diedraden die eruit hangen?' 'Dat zijn luchtwortels, die groeien vanuit de takken naar beneden.' 'Wat vertelde de waringin gisteren?' Als mammie ging vertellen, sperde ze haar ogen wijdopen en dan begon ze op een geheimzinnige toon te spreken. Gisteren vertelde de boom dat er helemaal boven in het topje van de boom, een zieke vogel op zijn nest zat, een kutilang. Help, had de kutilang gepiept. Help! Adu, ik heb zo'n pijn. Wat is er gebeurd, vroeg de boom. Er was een rogongen mét een katapult. Die schoot een steente naar mijn kop. En raak. Au au au. Ach kassian, zielig ben jij, antwoordde de boom. Weet je wat, kutilang, ik zal de kobolden roepen. Dat is een soort kabouters, die tussen mijn wortels onder de grond wonen. Zij kunnen jou beter maken. Ja, ja, help me alsjeblieft, piepte de kutilang.' 'Maar hoe komen ze dan naar mij toe? Ik ben te ziek om naar beneden te vliegen. Laat dat maar aan mij over, fluisterde de waringin. Ik heb luchtwortels en die reiken helemaal tot aan de grond. Even later, rrrrt rrrrt, klommen de kobolden naar boven.' 'Hebben ze de kutilang beter gemaakt?' 'Ja natuurlijk. Ze brachten obat mee, medicijn. Stukjes pisang, ananas en ander fruit. Let maar op. Morgen zingt-ie weer.'