doorzoek het gehele Damescompartiment
Damescompartiment online

Mevrouw B. van Helsdingen-Schoevers:
De Europeesche vrouw in Indië
Baarn: Uitgeverij Hollandia, 1914.
43 pag.


Ten geleide
Beata was Helsdingen-Schoevers was artistiek begaafd: zo declameerde zij gedichten en had zij een scherp oog voor de kwaliteiten van danskunst. In het onderstaande pleit ze hartstochtelijk voor meer kunst in Indië, en daarin klinkt ook haar frustratie over het ontbreken ervan door. Als vrouw met pit voegde ze later zelf de daad bij het woord door in 1919 de Kunstkring te Solo op te richten. Beata van Helsdingen trad zelf op als presidente, een KNIL-kapitein was als secretaris haar hulpje.

Een enkelen keer is er wel eens iets te doen in het societeitsgebouw, dat ook, en in de laatste jaren hoofdzakelijk, dienst doet als schouwburg- en concertzaal. Dan komt er de een of andere zesde-rangs café-chantant-zanger wat moppen voordragen, of een Fransch echtpaar de cakewalk dansen en een paar variéténummers vertoonen. Of een zanger, die met gebarsten geluid, dat hier in Holland reeds totaal, zelfs in de minsche gelegenheden, had afgedaan, eenigen tijd Speenhoff-producten dreunt. Ofschoon de prijzen voor dit heel problematieke genot buitensporig hoog zijn, gaat toch vrijwel iedereen er heen. En nog weken lang praten de bannelingen over die armzalig levensteeken uit de beschaafde wereld... zij hebben immers in geen jaren wat gezien of gehoord, dat zelfs maar op café-chantant of variété geleek en daarom is alles er welkom. Was het daarom niet belachelijk, zooals indertijd dubbelzinnige-liedjes-zangers, high-kick-danseresjes en dergelijke in de binnenlanden gefêteerd en befuifd worden met champagne en zoo meer ; was het niet bespottelijk en droevig tevens? Is het niet zielig, de dolle uitgelatenheid van die menschen over het feit, dat er iets van amusement kwam, en tegelijker, is het niet treurig, dat de belangstelling grootendeels uitgaat juist naar dat soort vertooningen?
De Indischmensen geven, over het geheel, niet om èchte kunst. Platheden, liefst Hollandsch stevig geaccentueerd, gaan er in als koek. Vertooningen die men hier niet zou willen bijwonen, trekken daar volle zalen, veroorzaken mannengebrul en vrouwengegichel, drastische explosies van "geestdrift", om het ware ongenoemd te laten. Ernstige, goede praestaties - vraag er maar de leiders naar van beschaafde toneelgezelschappen - "lust" de Indischman niet. Enkele malen reeds kwamen er artisten uit het vaderland, en brachten hun Kunst naar Indië. Maar ofschoon de toeloop van de uit hongerenden aanvankelijk enorm was, verminderde die weldra.
Behalve dat de belangstelling zonk bij de gedegeneerden en onontwikkelden, die "een paardenspel mooier vonden dan een opera", of liever café-chantant-schouwiteiten savoureerden dan "al die narigheid,die je in drama's te zien kreeg", werd het den overigen, wie belangstelling niet daalde, te kostbaar. Uit den aard der zaak moesten de entreeprijzen er heel hoog zijn, wilde de onderneming eenig batig saldo leveren voor de artisten, die het ook niet uit pure philantropie deden. En dan nog de enorme onkosten, die men maken moest als men er voor uit de binnenlanden kwam! Gewoonlijk kostte dan zo'n uitgangetje, hotel en vervoer inbegrepen, per persoon f 12.- of f 15,-. Dat was, naar men begrijpt, niet om vaak te doen!
Ook op ander kunstgebied is Indië arm. Eenigszins beteekenende orchestrale muziek kent en er niet ; alléén Batavia is een orchest met strijkinstrumenten rijk, dat wel eens symphonie-concerten geeft. De andere hoofdplaatsen bezitten - meest militaire - muziekcorpsen, fanfaremuziek dus. En elders kent men geen andere muziek dan van gramofones en liefhebberij-muziek, of ook wel Inlandsche orkestjes, die afgrijselijke dansmuziek produceren voor de feestjes.
Verder geen andere vertolkingskunst dan die een enkle maal een eventueele plaatselijke dilettanten-toneelvereeniging tr cht te geven. Men brengt het op zijn best tot tràchten. Zelfs al zou men, in het gunstigste geval, over goede krachten beschikken, dan nog zou binnenkort alles door 'overplaatsingen' in de war zijn gestuurd!
Beeldende kunsten zijn in Indië zo goed als niet vertegenwoordigd. Kunstmusea heeft men er niet, behalve het oudheidkundig museum te Batavia, dat ook Boedhistische kunstwerken herbergt. De menschen schaffen er zich ook geen schilderijen of beeldhouwerken aan. Ten gevolge van het gedurig reizen en trekken lijdt alles onzegbaar, in de eerste plaats de mòòie dingen.
Bibliotheken, waar men studiewerken na kan slaan zijn er ook slechts in Batavia, en dan nog leveren die maar héél beperkt materiaal. Men moet dus alles zelf koopen, wat ondoenlijk kostbaar wordt.
En zoo is inderdaad juist op artistiek gebied de Europeesche samenleving in Insulinde het meest achterlijk. Aan de vrouw zij het, hierin gaandeweg verbetering te brengen! Zij heeft er meer tijd voor dan de man, die er hard werken moet om zijn gezin de meest gunstige bestaansvoorwaarden te scheppen. De vrouw, die, zij het ook vaal onbewust, reeds zooveele verbeteringen bracht in Indië, aanvaarde ook déze taak.
Uitgebreide arbeidsvelden liggen er nog braak. Verbeteringen op sociaal gebied, ook voor de inlanders, dat jeugdige, groeiende volk, dat, door een liefdevolle hand in een juiste richting geleid, een schoone toekomst tegemoet gaat. Laat het de Europeesche vrouw in Indië zijn, van wie de latere kroniekschrijvers getuigen, dat zij het vele mooie en goede hielp tot stand brengen, de hand leende, en het volk ophief dat zijn eerste wankele schreden doet op den weg naar de universeele ontwikkeling en cultuur.
Laat het de Europeesche vrouw zijn, die betere zeden, gunstiger levensomstandigheden brengt in Indië ; laat het in het kort de vrouw zijn, die er Schoonheid brengt!

Pag. 41-43