doorzoek het gehele Damescompartiment
Damescompartiment online

Diet Kramer:
Vijf rovers en een rovershol
's-Gravenhage: Uitgeverij W. van Hoeve
oorspronkelijke druk: Bandoeng, 1941


Ten geleide
In onschuldige kinderboeken die de kleintjes tot lering en vermaak strekken, worden soms veelzeggende spelletjes gespeeld. Coen naspelen, die met zijn vloot binnenvalt? Dat is zo ongeveer het leukste dat de Hollandse jongen Jaap kan bedenken. Bedoeld voor kinderen tussen 9-11 jaar.

De strijd tussen Jaap en Geert
Jaap heeft een boek gelezen over Jan Pieterszoon Coen en de stichting van Batavia. Tjonge, was was dát een fijn boek! Hij bedenkt dadelijk, dat je er een spel van kunt maken, alle jongens uit de klas moeten meedoen... vanmiddag, achter het huis van oom en tante. Fijn, dat oom en tante het altijd goed vinden, dat de jongens komen spelen. Maar waar vind je ook zo'n tuin? Het is heus een rimboe.
Jaap denkt nergens aan dan aan het nieuwe spel. Natuurlijk zal hij Coen zijn. De jongens moeten in drie groepen verdeeld worden.
Een groep Hollanders, een groep Engelsen en een groep van de vorst van Jacatra. Reusachtig! Ze zullen een fort maken en de Engelsen zullen met hun vloot buiten liggen op zee, vóór het fort. En Coen vaart er dwars doorheen, om hulp uit Ambon te halen. Wat een kerel, die Coen!
Jaap praat er nog met niemand over. Hij praat pas over een nieuw spel, als hij het helemaal heeft uitgedacht.
's Ochtend onder schooltijd zit hij te soezen. hij krijgt telkens standjes. Maar het kan hem niet schelen.
Vanmiddag is hij Coen... wacht maar eens eventjes! In de speeltijd roept hij alle jongens bij elkaar. En het gaat zoals altijd. Jaap is zo opgewonden, dat ze allemaal opgewonden worden. Ze zullen allemaal komen vanmiddag... natuurlijk.
En ná de speeltijd is niet alleen Jaap soezerig. Wel vijftien andere jongens hebben hun hoofd ook niet bij de les.
Die spelletjes van Jaap, die weten wat!
Als ze om half vijf allemaal present zijn, begrint Jaap de lakens uit te delen.
"Ik ben Coen!"
Ja natuurlijk, dat spreekt vanzelf. Niemand heeft er aan getwijfeld.
"Bob is het hoofd van de Engelsen en Mijndertje is de vorst van Jacatra. We keizen om beurten. Ik begin..."
"En wat zijn wij?" vraagt Wies, die er ook bij is.
"Ja, wat zijn wij?" begint Jet ook.
Jaap trekt een rimpel in zijn voorhoofd.
"Ik heb niks gelezen over vrouwen," zegt hij, "er waren natuurlijk geen vrouwen bij."
"Nou, dat is onzin, wij zijn ook geen vrouwen. We doen gewoon mee, als soldaten," lost Jet het probleem op.
"Ja maar..." sputtert Jaap nog even tegen.
Maar het helpt hem niets. Jet en Wies willen meevechten. En waarom ook eigenlijk niet? Ze zijn minstens zo flink... als Gerard Daalder bijvoorbeeld.
Jaap, Bon en Mijndert kiezen om beurten hun manschappen. Jaap kiest Jet het eerst. Hij weet wat hij aan Jet heeft, dat is vast!
Bob kiest Geert. Mijndert kiest de grote sterke Karel Wiersma.
Ze zijn met hun achttienen. Iedere partij bestaat uit een aanvoerder en vijf manschappen.
Het spel gaat prachtig. Ze lopen zich in het zweet. Er worden er gevangen genomen. Er worden er gewond en verslagen. Coen stevent met zijn vloot naar Ambon. Maar hij is in een ommezien terug.
"Dat is niet echt!" vindt Geert, die het boek ook gelezen heeft. "Hij bleef een hele tijd weg. En in die tussentijd kwamen de Jacatranen mooi de achtergebleven Hollanders aanvallen."
"O nee," baast Jaap, "de Jacatranen hieven het beleg op. En dat is saai. Dat kan je niet spelen. Dan heeft niemand iets te doen."
"Nu dan spelen we maar, dat de Jacatranen de Hollanders tóch aanvielen. En dat jij hen op het laatste ogenblik te hulp kwam."
"Neen, je moet doen, wat ik zeg. Ik ben de baas."
"Dat is niet waar. Mijndert is de vorst van Jacatra. Hij is de baas over mij. Je hebt niet alléén alles te zeggen."
"Ja, maar één moet er de baas van alles zijn. Anders loopt het in de war."
"Waarom jij altijd?"
Geert is uit zijn humeur. Jaap heeft het de hele middag weer op hem gemunt. Zo even heeft Jaap hem erg geslagen. Waarom moet Jaap altijd hèm hebben?"
"Ik heb het toch bedacht!" roept Jaap verontwaardigd.
"Nou en wat geeft dat dan?"
"Schiet op, als je vervelend wilt zijn. Ga dan weg."
"Ik ga als ik zin heb. Opschepper!"
Pats! Daar heeft Geert een klap op zijn wang te pakken.
Dàt is hem te erg.

(pag.44-47)