Harryet Marsman:
Nasi met...
Moesson, 1980 (eerste druk) en 1991 (tweede druk)
79 pagina's

Ten geleide
Gaar en ongaar voegt Harryet Marsman samen, en wie doet het haar na, met haar jaren keukenervaring en herinneringen aan het 'roedjakvrouwtje'? Zij heette Sipah en verkocht haar handelswaar aan de weg.

Eten van de straat

2. Mentah-mateng
Ongaar en gaar, wil dit zeggen. En dan wordt bedoeld, dat bij deze roedjak van onrijp fruit, gekookte groenten worden gegeten.
Kangkoeng, toeri-bloemen, bonen, taogé. Kangkoeng is regelmatig te krijgen bij de Indische toko's, maar we kunnen daarvoor in de plaats ook wel andijvie even opstomen. Witlof is een waardig alternatief voor toeribloemen. Straks ook weer raapstelen i.p.v. sladah-aër. (Waterkers)
Deze groenten dus voor de "mateng". Voor de "mentah", komkommer, groene paprika en zure appeltjes.
De groenten niet koken, maar stomen, dan gaat er geen smaak verloren. Taogé dompelen en kokend water en uit laten lekken. Verder hebbenw e nog nodig, kroepoek, gebakken timpih en tahoe. Deze twee ingrediënten op de bekende manier even in olie of vet bakken.

De saus:

1 eetlepel gebrande pinda's
1 eetlepel petis
1 theelepel zout
1 stukje trassi
1 stukje asem
ietsje suiker
groene pepers en eventueel rawits

Ik heb expres geen pindakaas genoemd. Misschien lijkt het pietluttig, misschien ook verbeeld ik me dat ik verschil proef. In elk geval geef ik precies weer, hoe het roedjak-vrouwtje 't voor ons klaarmaakte, in de oorlogsjaren. Toen ik met de kinderen op Rampal in Malang woonde.

(pag. 34-35)