M.H. Székely-Lulofs: Onze bedienden in Indië Deventer: Uitgeverij W. van Hoeve [1946] Uitgegeven onder auspiciën van de vereeniging "Oost en West" 118 pagina's
Ten geleide Zelden is de intimiteit in het Indische huishouden tussen bediende njonja beter beschreven als door Madelon Lulofs. In het onderstaande fragment schetst ze de weerloosheid van een Hollandse vrouw, nieuw in Indië, onwetend van zwangerschap en kinderen krijgen. Het is Sitih die zich over de njonja ontfermt, en later hoofd van de huishouding wordt.
Op een avond, als njonja weer alleen is, nemen Sitih's bruine vogeloogjes haar scherper op. "Voelt njonja zich wel heelemaal goed"? "Ik geloof het wel, Sitih. Ik heb het een beetje warm. En ik heb wat hoofdpijn...... Hoe zoo?" "Is njonja niet duizelig?" "Daar heb ik niet op gelet, Sitih. Ik ben wel meer duizelig, als het zoo erg benauwd is en als het zelfs 's avonds, zooals nu, niet afkoelt. Als er 's avonds geen afkoeling komt, dan kan ik de hitte niet verdragen. Wij, Blanken, zijn niet gewend aan zulke temperaturen. Misschien heb je gelijk...... ik was vanmiddag een beetje duizelig." Sitih zwijgt en kijkt voor zich. Haar bruine handen gaan soepel wrijvend langs het been der jonge vrouw. Opeens neemt zij haar voeten, bevoelt ze, bekijkt de zoolen. Dan knikt ze en zegt: "Njonja is zwanger." "Ik?" De jonge vrouw kijkt Sitih ongeloovig aan. Dan lacht ze. "Ik heb er nog niets van gemerkt, hoor! Dat merk je toch!" "Njonja is zwanger," herhaalt Sitih met zóó groote stelligheid, dat de andere vrouw er stil en aandachtig van wordt. Sitih slaat haar opmerkzaam gade. Ze ziet haar blik peinzend worden, versmelten tot een groote, teedere verrastheid. Sitih is klaar voor haar oogen, wanneer die zich naar háár wenden. De jonge vrouw glimlacht. "Zou je het heusch denken, Sitih?" "Sitih weet het zeker, njonja. Sitih is al oud. Sitih heeft scherpe oogen gekregen." "Maar waar zie je het dan aan?" "Aan alles. Njonja's mond is wrang, njonja's huid stroef, njonja's voetzoolen zijn schraal. En uw haar, njonja...... hebt u niet gemerkt, dat het sedert drie dagen niet meer wil, zooals njonja wil?" "M'n haar?" De jonge vrouw tast onwillekeurig naar haar hoofd. "Dat heb ik niet gemerkt...... geloof ik...... of, ja...... misschien toch. Ja, je hebt gelijk, Sitih, mijn haar is vervelend de laatste dagen. Maar daar had ik niet zoo op gelet. Hoe heb jij dat gezien?" Sitih lacht geheimzinnig. "Sitih ziét zulke dingen. De Blanda's piekeren over zooveel andere dingen, maar Sitih hoeft niet over andere dingen te piekeren. Sitih is maar dom en eenvoudig, daarom ziet zij de gewone dingen. Volgende week zal njonja zekerheid hebben." "Volgende week?!"...... Waarom volgende week?!" Sitih kijkt haar beteekenisvol aan. De jonge vrouw bloost. "O, ja...... je hebt gelijk, Sitih." Ze is verrast door de opmerking van de oude meid en een oogenblik weet ze niet zeker of die haar eigenlijk niet onaangenaam is. Wordt zij zoo bespied, dat de ander zelfs de intiemste dingen van haar weet Geruischloos en zwijgzaam is Sitih om haar heen, maar intusschen weet zij àlles van haar af! Een beetje wrevelig zoelen haar blikken de aan haar voeten zittende gestalte. Sitih is klaar voor haar blik en de gevoelens der blanke vrouw doorschouwend, zegt ze zacht: "Sitih moet toch weten, wanneer zij haar ontslag kan vragen. Sitih moet toch weten, of zij njonja niet op een zeer ongelegen oogenblik alleen laat. Het huishouden loopt nu al. Njonja weet veel. Amat kent zij werk. En Sitih zou wel graag terug willen naar haar eigen dorp. Maar als er nu een kindje komt, dan kan njonja toch niet nú een vreemde baboe nemen. Als er een kind komt, dan blijft Sitih nog om te helpen met bakeren en het de eerste maanden te verzorgen. Sitih is al oud. Sitih heeft al zooveel blanke kinderen zien geboren worden. Sitih weet, hoe de Blanda's hun kleine kinderen verzorgen en Sitih weet óók, hoe een klein kind in dit land verzorgd moet worden." Een warm gevoel van veiligheid en saamhoorogheid verslaat in de jonge vrouw den wrevel. Oude, trouwe Sitih! "Baik, Sitih!" zegt ze, "het is goed." En ze vindt de juiste belooning: "Als het zoo is en alles is achter den rug, dan geeft njonja den mooisten sarong, dien zij krijgen kan, aan Sitih." "Trima kassi, njonja......" Effen klinkt Sitih's stem. Niets verraadt de zachte aandoening, die haar hart vervult: de njonja begint al te aarden. Ze is niet heelemáál totok meer!
Pag. 69-71