doorzoek het gehele Damescompartiment
Damescompartiment online

Madelon Székely-Lulofs:
Doekoen
Leiden: KITLV Uitgeverij, 2001
255 pagina's


Ten geleide
'Doekoen' is het boek genoemd, maar de wijze oude kruidenvrouw zien wij alleen door de ogen van de blanke mannelijke dokter Langhout. Juist daardoor is zij aanwezig, lijkt het, waardig tegenover de verdachtmakingen die het Hollandse echtpaar Dolf en Marion aanhoren.
Sumatra, jaren '30. Dolf zucht onder de knoet van zijn superieur Derksen en Marian is in verwachting van haar eerste kind. Hij wil geloven in de Hollandse visie, maar zij...

Een paar seconden rookte Langhuis zwijgend. Toen zei hij: 'Ik spreek meneer Derksen straks nog even en dan zal ik hem zeggen, dat je van mij drie dagen huisarrest hebt. En u, mevrouwtje,' zei hij, zich tot Marian wendend. 'Overmorgen moet Derksen naar Kwala Boeroeng om het geld voor de koelielonen te halen. Hij gaat dan met de auto van mijnheer Schuefli. Ik zal hem vragen u mee te nemen en dan komt u even bij mij in het hospitaal voor onderzoek.
'Maar... misschien vinft meneer Derksen het vervelend om mij mee te nemen,' zei Marian, plotseling ertegen opziend Derksen op deze manier te zullen ontmoeten. 'Hij heeft nog geen kennis met mij gemaakt.'
'Dan wordt dan hoog tijd!' zei dokter Langhuis. 'U krijgt dan nog bericht, hoe laat hij u komt halen.'
'En de kwestie met Tasminah?' vroeg Dolf.
'Maak je daar nu geen kopzorgen over, Mathijssen,' antwoordde doker Langhuis. 'Daar komen we een volgend keer op terug.'
'Ik begrijp alleen één ding niet,' zei Dolf, zijn voorhoofd fronsend, 'Hó is zij dan weggekomen? Wie heeft het haar zo gauw kunnen vertellen? En hoe kon zij ongezien weggaan? Ik ben toch onmiddelijk, nadat die koelie mij het briefje bracht, naar de pondok gegaan. En het hele veld hier ligt toch open! Waar is die koelie heengegaan, nadat hij je het briefje had gegeven?'
Tegelijk keken Dolf en Marian elkaar aan. 'Ja. Naar... de pondok,' zei Dolf.
'Naar de pondok? Ben je daar zeker van?' vroeg dokter Langhuis.
'Nee!' viel Marian in. 'Ik zag hem achter het huisje van de hoofdmandoer verdwijnen.'
'Dat klopt beter,' zei Langhuis. 'Hij heeft Djaja gewaarschuwd. En Tasminah is direct van huis gegaan.'
'Hoe?' zei Dolf.
'Achter uit het hoofdmandoershuis, in één rechte lijn naar de pondok. Van hieruit kun je dan iemand niet zien lopen, want die wordt door het huisje aan het oog onttrokken.'
'Goed. En dan...?' vroeg Dolf.
'Dan van de pondok uit naar het bospas,' zei Langhuis.
Marian en Dolf keken beiden tegelijk in de richting van het bospad naar de ontginning.
'Nee,' zei dokter Langhuis. 'Niet dát pad. Het voetpaadje door het oerbos!'
'Voetpaadje door het oerbos!' zei Dolf.
'Ja. Heb je dat nog niet ontdekt? Het begint vlak achter de pondok en het voert naar het Maleise dorp. Dat is het juist.'
'Wat voor Maleis dorp?!' vroegen Dolf en Marian tegelijk.
'O, weten jullie dat ook nog niet? Als je met de pont bent overgestoken, dus aan deze zijde van de rivier, vlakbij de laatste bocht voor je aan Boekit Gadja komt, ligt achter de dichter begroeiing een groot Maleis dorp. Langs dat voetpaadje door het oerwoud is het vanhier uit geen vier kilometer ver. Dat is het juist. Er is voortdurend contact tussen de bevolking van de pondok en de inwoners van dat dorp. Dat contact betekent een voortdurend gevaar voor besmetting met allerlei tropische ziekten, die daar heersen, want dat dorp valt buiten mijn ressort. Daarom ben ik hier zo extra streng met hygiënische en voorbehoedende medische maatregelen. Ik vecht hier tegen de bierkaai. De bacillen, die ik hier uitroei, dragen zij van daarginds weer binnen. Alles, wat je maar hebt: cholera, tyfus, dysenterie... En dat is nog niet het ergste. Behalve die ziekten, die daar welig tieren, bestaat er ook nog allerlei primitief bijgeloof en kwakzalverij. In dat dorp huist mijn bitterste concurrente... '
Dokter Langhuis lachte grimmig. 'Een oude en zogenaamd wijze vrouw, een medicijnvrouw. Zij knoeit daar met allerlei inheemse middeltjes, met toverdranken en vieze smeerseltjes en weet ik wat niet al. De koelies, die hier als contractanten uit dorpen op Java zijn aangevoerd, zijn van hun kindstijd af vertrouwd met de persoon van zo'n medicijnvrouw en gaan veel leiver met hun kwalen naar haar, dan dat ze bij mij in het hospitaal komen, want ze begrijpen niets van de moderne westerse methoden. Nu is elke koelie verplicht om zich, terwille van de gezondheidstoestand op de onderneming, te onderwerpen aan het medische toezicht en de medische behandeling, die hun kosteloos door de Maatschappij verstrekt wordt. Ze voelen dit als een onaangename dwang en als ze maar even de kans schoon zien, verzwijgen ze hun ziekte of verwonding en lopen er stiekem, 's avonds, mee naar dat smerige oude wijf. Ze gáán met een beenwond en ze komen terug met een infectie of dysenterie of erger. Je hoofdmandoer Djaja heeft dan ook de speciale opdracht mee te werken, dat de koelies de medische voorschriften niet saboteren. Ik weet, dat dit hem vaak in een moeilijke positie plaatst; hij moet schipperen tussen mij en zijn volk. Maar het wel of niet uitbreken van de ernstigste epidemieën kunnen ervan afhangen. Door een ijzeren discipline en strengheid moeten de koelies gedwongen worden aan de westerse hygiëne te wennen. Het is voor hun eigen bestwil. En daarom eis ik, dat de hoofdmandoer in elk opzicht het voorbeeld geeft. Ik ben er niet mee geholpen, dat hij alleen zo'n saboterende koelie aangeeft, als we vanmorgen hadden en die nu in mijn wagen ligt. En dat onderwijl de vrouw van de hoofdmandoer telkens uitknijpt. Dat moet en dat zál uit zijn! En anders zal het hier hard tegen hard gaan. '
Dokter Langhuis stond op. Met een bitter lachje zei hij: 'Ja! Door alle eeuwen heen is de strijd tegen onwetendheid en onwil een harde strijd geweest! Toen veranderde hij van toon: 'Maar, enfin, als wij blanken hier met alle kracht samenwerken, krijgen we het toch voor elkaar... Goed. Het blijft dus afgesproken: jij, Matthijssen, drie dagen liggen en mevrouwtje komt overmorgen even in het hospitaal.'
Hij nam afscheid. Marian trok het rolgordijn boven de ingang voor hem op en liet hem uit. Ze kneep haar ogen samen voor de verblindende zonnegloed. Boven het veld trilde de lucht als hete wasem. Zij zag hem door die hitte gaan, met grote elastische stappen, zijn kaki sokken slobberend om zijn enkels. Zij liet het rolgordijn zakken. Even later hoorden zij het reutelen van het oude Fordje. Het geluid trok weg over het bospad, werd vager en vager en eindelijk vloeide de stilte weer dicht. Zij keek Dolf aan. Beiden dachten ze aan dat andere pad, het voetpaadje door het oerwoud naar het Maleise dorp.
Dolf schraapte zijn keel en hij zei, met die kille, heel diep in hem kokende woede: 'Die Tasminah... dat mens... ik zou 'r kunnen wurgen!'
Marian wist geen antwoord. Ze vouwde haar handen in elkaar en stond peinzend voor zich heen te staren met omlaag gerichte blik. Het was allemaal zo verwarrend en ze had het vreemde gevoel, dat al deze dingen waren, zoals zij ze nu dachten, maar daarnaast ook ánders waren; alsof ze ook nog een tweede inhoud hadden.

Pag. 147-149