doorzoek het gehele Damescompartiment
Damescompartiment online

Augusta de Wit:
Java, feiten en fantasieën. In het Nederlandsch overgezet onder toezicht van de schrijfster door Cornelie van Oosterzee.
's Gravenhage: W.P. Van Stockum & Zoon, 1905
299 pag. met 160 illustraties.


Ten geleide
Het beroemde Facts and fancies about Java is, zoals veel ander werk van Augusta de Wit, een reisboek. De editie die de conductrice ter hand nam, was bijzonder luxe uitgevoerd: matglanzend papier, grote afbeeldingen en een stoffen prachtband. Zo buiten, zo binnen, want met zeer fijne pen tekent Augusta haar indrukken opgedaan in Indië. Zijzelf komt ook in beeld, bijvoorbeeld als ze op charmante wijze de zonde van de onmatigheid bekent. Hoewel... zonde? Als "kip roept tot kip" is de mens alle keuzevrijheid kwijt, zo legt Augusta uit.

Een Indisch thuis

De rijsttafel is, evenals het dijkwijls herhaalde bad, een javaansche instelling, en hare voorstanders verlangen er dezelfde mate van waardeering voor, als een tegengift voor klimatische invloeden. Ik beken dat ik niet zulk een hooge meening koester omtrent hare deugden. Maar ik ben geheel het slachtoffer geworden van hare bekoorlijkheden. Ik bemin haar maar al te zeer! En daarin ligt juist 't gevaar: iedereen houdt er veel te veel van, en vooralm iedereen houdt van t e v e el er van.
Menschelijkerwijs gesproken, is het onmogelijk aan een rijsttafel deel te nemen, en zich niet ontzettend te overeten. Het menu is met zulk een fijne berekening opgesteld, de tallooze onderdelen zijn zoo handig samengevoegd tot zulk een volmaakt harmonieus geheel, dat het onmogelijk schijnt er een enkel van weg te laten. Wie van één schotel heeft genomen, moet van alle schotels nemen, op straffe van anders den heelen maaltijd te bederven. Kip roept tot kip, en visch antwoordt visch, en al wat er groent op tafel, ja, en wat er rood en geel is ook, heeft zijn voorgeschreven plaats op uw bord. Men kan beproeven zijn noodlot te ontloopen door miniatuur pikjes van alles te nemen; maar vele kleintjes maken een groote, en de theelepeldosissen, die men er telkens weer bijvoegt, groeien spoedig aan tot een volgeladen bord, waarvoor de moedigste honger wel terug mag deinzen. En toch, voordat men 't weet, merkt men dat men alles veroberd heeft. Ik wil hier volstrekt niets verklaren, ik kan alleen de feiten constateeren.
Oude kronieken verhalen nog van die overvloedige gelagen, waarmede de middeleeuwsche grooten zoo gaarne de heugelijke gebeurtenissen van hun leven vierden; en de kroniekschrijver verzuimt de bijna onafzienbare lijst van specerijen en essencen op te tellen, waarmede de kok, op raad van geleerde medicijnmeesters, de schotels kruidde, opdat, terwijl de grovere spijzen de dierlijke verlangens van de maag bevredigden, die etherische geuren de fijnere stroomingen, wier eb en vloed de ziel beheerschen, mochten opwekken, zoodat het smakelijke maal niet alleen het verhemelte, maar ook den moed mocht prikkelen. Zij prikkelden niet te vergeefs, schijnt het!
En wanneer de van specerijen doortrokken Indischman een vergelijkenderwijs vreedzaam burger is, dan komt het zeker omdat de bezwarende rijst de verhittende kerrie onschadelijk maakt. Ware niet deze wijze bestiering der Voorzienigheid, ik geloof zeker dat hij in moord en doodslag even weinig zou vinden als in eene indigestie, en een goede maaltijd beschouwen zou als eene voldoende verklaring voor het een zoowel als 't ander.

Pag. 67-68