doorzoek het gehele Damescompartiment
Damescompartiment online

Suze Geerts-Ronner:
Vacantie in de bergen
Uitgave Nederlandsch-Indische Natuurhistorsiche Vereeniging
Visser & Co, Weltevreden 1926


Ten geleide
Het Voorwoord dat aan Vacantie in de bergen vooraf ging, zette meteen de toon voor het boek: opgewekt en daadkrachtig moest men de fraaie natuur zelf leren kennen. Met een handboek, dat wel, maar dan een die aanzette tot het zelfstandig vergaren van meerdere kennis. De auteur kon het zelf ook, tenslotte.

Voorwoord

Wanneer we met vacantie in de bergen zijn, bevrijd van de hitte en de dagelijksche beslommeringen, ontwaakt in ons weer de lust tot wandelen en zwerven in de vrije natuur. Groot is het genot, als wij de steile paden beklimmen, die ons voeren naar een prachtig uitzichtpunt, of als wij wandelen in de koele schaduw van loof- of tjemarabosschen.

Maar veel grooter is het, als niet alleen het landschap als geheel tot ons spreekt, maar ook de details; als wij de landschapsvormen begrijpen en als wij oog hebben voor de bloemen langs den weg, de verschillende soorten van boomen en planten, die het bosch samenstellen, van de vogels, die er zich laten hooren, de vlinders, die er dartelen. Velen gaan hieraan achteloos voorbij, vele anderen zouden wel graag gedurende hun vacantieverblijf zich wat meer willen verdiepen in de schoonheid der natuur, indien ze daarbij maar een weinig geholpen werden

Vaak gebeurde het, dat wij op onze wandelingen, vergezeld door andere hotelgasten, van hen hoorden: "wat geniet men toch veel meer, als er iemand mee is, die dat alles weet en aanwijst".

Boekjes, als in ons vaderland door Heimans en Thijsse geschreven zijn en die veelen de oogen hebben geopend voor de wonderen in bosch en veld, op heide en in het duin, ontbreken hier echter ten eenenmale, terwijl het groote werk van Junghuhn voor weinigen bereikbaar en voor de meeste leken toch ook te uitvoerig is.

Zoo kwam langzamerhand het plan bij mij op, te trechten eenigszins in deze leemte te voorzien, door een boekje te schrijven voor leeken, getiteld: "Vacantie in de bergen" en toen dan ook het Bestuur van de Nederlandsch-Indisch Natuurhistorsiche Vereeniging, dat mijn plan kende, mij verzocht zoo mogelijk nog dit jaar een dergelijk boekje te schrijven, waarvan zij de uitgave in hare Bibliotheek op zich wilde nemen, besloot ik het reeds lang gekoesterde plan uit te voeren.

In het hier geboden boekje heb ik getracht het landschap en de flora der bergen te schetsen. Wie de boekjes van Heimans en Thijsse kent en weet, hoeveel daarin wordt medegedeeld uit het leven, niet alleen van planten, maar ook van dieren, en gehoopt had, dat ook hier te vinden, zal zich msschien teleurgesteld voelen. De plantenrijkdom is hier op Java zoo overweldigend, dat een langjarig verblijf in Indië, zelfs voor de vakmenschen, nauwelijks voldoende is om daarin eenigszins thuis te raken. Om tevens de dierenwereld te leeren kennen, zou men over nog veel meer tijd moeten beschikken. Men is wel genoodzaakt een keus te doen. Mijn belangstelling gaat nu eenmaal het meest uit naar de planten, zoodat ik daarover eigen indrukken kan geven.

Van het dierenleven is mij door eigen aanschouwing nog te weinig bekend, dan dat ik dit eveneens had kunnen opnemen. Misschien volgt later van iemand, daartoe beter bevoegd dan ik, een dergelijk werkje over de fauna der bergen. Daarentegen zal men in dit werkje wel iets vinden over de geologie en het klimaat van Java.

In het eerste hoofdstuk heb ik getracht de landschapsvormen die men op zijne tochten aanschouwt, te verklaren en in het tweede hoofdstuk worden de klimatologische verschijnselen besproken, die Junghuhn hebben geleid tot zijn indeeling in de vier hoogtegordels en waarvan ook wij zelf, gedurende ons verblijf boven, den invloed ondervinden.

De uitvoerige inhoudsopgave werd gegeven, opdat men zich gemakkelijk kan oriënteren omtrent de behandelde stof.

Een groot bezwaar is het gemis aan Hollandsche namen voor de meeste planten. Inlandsche namen konden alleen gebruikt worden, indien ze eenigszins algemeen geldig zijn en geen twijfel toelaten, welke plant bedoeld wordt. Het is daarom onvermijdelijk, van alle planten ook den Latijnschen naam op te nemen.

Men moet zich daar niet door laten afschrikken; het went spoedig, zelfs kinderen kunnen tenslotte evengoed met Latijnsche namen overweg (al weten ze er niet eens de beteekenis van) als met Hollandsche. Een enkele maal is de Latijnsche naam wel eens lastig uit te spreken en te onthouden (b.v. Stachytarpheta, Debregeasia), doch is het nu zooveel moeilijker den Latijnschen naam Dichroa te onthouden, dan den Soendaneeschen: Gigil, die ons evenmin iets zegt?
De teekeningen in dit boeke werden bijna alle door mijn man, die ook voor den inhoud van dit werkje menige nuttige wenk heeft gegeven, vervaardigd naar levend materiaal. Ook de foto's zijn grootendeels door hem genomen. Wij hopen, dat met behulp dezer figuren en de korte beschijvingen in den tekst in staat zal zijn, de planten te herkennen. Hoewel het oorspronkelijke plan was, van alle genoemde planten een afbeelding op te nemen, heeft gebrek aan ruimte ons genoodzaakt een aantal illustraties te laten vervallen, natuurlijk van die planten, die, naar wij hopen, ook met de beschrijving alleen wel te herkennen zijn. Eveneens is plaatsgebrek de reden, dat aan de lagere planten (varens, mossen, paddestoelen) weinig aandacht kon worden besteed. Misschien is hiertoe later nog eens gelegenheid. De in dit werkje niet behandelde, minder opvallende planten komen dan misschien ook nog eens aan de beurt.

Indien n.l. blijkt, dat deze eerste poging, natuurstudie in het gebergte onder ieders bereik te brengen, een gunstige ontvangst vindt bij de bewoners dezer warme landen, dan zal de Natuurhistorische Vereeniging ongetwijfeld daarin een aansporing zien, voort te gaan met het uitgeven van populaire werkjes ter bevordering van de natuursport.

Evengoed als hoe langer hoe meer blijkt, dat goede kunst ook in Indië, niettegenstaande men in de warme vlakte al zijn energie noodig heeft voor het drukke werkleven, gewaardeerd wordt, evenzoo zal naar onze overtuiging het volop genieten van Indië's vooral in de bergen zoo schoone natuur bijdragen tot het behoud van onze geestelijke vitaliteit. Wanneer wij er in geslaagd zijn, dit den lezer te doen beseffen, achten wij onze moeite ruimschoots beloond.

Veel dank ben ik verschuldigd aan den Heer Dr. J.G.B. Beumée, die zoo vriendelijk was het manuscript door te zien, om de gebruikte Latijnsche namen te verifieeren, en ook verder een aantal opmerkingen maakte, die het boeke zeer ten goede kwamen.

Tenslotte onzen hartelijken dank aan het Hoofdbestuur der Nederlandsch Indische Natuurhistorische Vereeniging, dat de uitgave van dit werkje op onbekrompen wijze ter hand nam en tevens voor de correctie zorg droeg en aan de firma Visser voor de wijze, waarop zij 't uitvoerde.

S.J. Geerts-Ronner

Soerabaja, Mei 1926

Het hoofdbestuur der Nederl. Indische Natuurhistorische Vereeniging heeft hieraan slechts een opwekking tot te voegen, ons bij de uitgave van verdere popilaire werkjes en van het tijdschrift De Tropische Natuur te steunen door lid te worden onzer Vereeniging.