Mina Kruseman: Parias Dordrecht: Revers (2 dln), 1900
Ten geleide Wie Mina wil leren kennen, moet Parias lezen. In twee delen leren wij soms verhuld, soms duidelijk hoe Mina haar jaren in Soerabaja heeft beleefd, wie zij daar kende en waar haar sympathieën lagen. Zeker bij de groep die in de Indisch-Nederlandse maatschappij nogal eens tussen de wal en het schip viel: de Indo-Europeanen.
Toen begon het tokorijden, een waar feest voor de vriendinnetjes. Hier werd de tule gekocht, dáár het glimmend katoen voor de onderjaponnen, ergens anders weer het neteldoek, dat de al te groote glans van het katoen moest temperen en eindelijk liet de Jufvrouw voor een winkel stilhouden waar ze "volstrekt moest wezen" zei ze, geen van de meisjes begreep waarom. "Kan jullie het niet raden?" "Neen! - neen! - neen Jufvrouw!" "En moeten die mooie japonnetjes dan niet gegarneerd worden?" "Ja met bloemen," antwoordden de Marchandjes. Non en Lize zeiden niets. Maar toen de Jufvrouw groote doozen met bloemen had laten uithalen en op de toonbank zetten en Emma en Helène de handen vol rozen, anjelieren, camelias en asters hadden, fluisterde Non de Jufvrouw zacht in het oor: "Wij hebben geen nagemaakte bloemen noodig Jufvrouw, wij zullen Zaterdag eenige mooie Katja-pierings bij u in den tuin komen plukken, mogen we?" "Zeker moogt ge; maar de Katja-pierings zullen verwelken, en dan verandert hun prachtig zuiver wit in leelijk geel en bruin, neemt er dus eenige nagemaakte bloemen bij om te verwisselen tegen de natuurlijken als zij verlept zullen zijn." En een groote bundel veldbloemen uit een doos nemende vervolgde zij: "Dit is voor degene die mij plaisir wil doen!" "Dan is dat voor ons allen te samen!" antwoordde Non. "Niet waar Meisjes, samendeelen, alle vier eender, vindt jullie niet?" "Ja! ja! ja!" riepen allen en de Jufvrouw kocht nog een tweede bundel als de eerste en reed toen met de meisjes naar hare woning terug, om alles klaar te maken voor het bal van Zaterdag. In een oogenblik waren de japonnetjes geknipt en geregen en toen zaten al die vlugge vingertjes van de jonge praatstertjes om het hardst te naaien om het werk af te krijgen. Non en Lize hadden leeren werken en waren heel handig en vlug; Emma en Hélène daarentegen waren een paar goedhartige, domme kinderen die bizonder haar best deden, maar zij naaiden als javaansche meiden, altijd recht toe recht aan, zonder begrip of oordeel. Zij konden zoomen en stikken, en overnaaien en zij maakten heele nette knoopsgaten in kabaias of onderlijfjes maar van passen of garneeren hadden zij het niet het minste verstand. Zij waren echte naaimachines en als zoodanig werkten zij dus goed mee, gewillig en volgzaam, zonder het iemand lastig te maken door verschil van opinie. [...] Een geheelen dag bij Jufvrouw Hanna doorbrengen om te werken, dit was altijd een feest voor de jonge meisjes van haar kennis, die nu eens kwamen naaien, dan weer muziek maken of koekjes bakken en allen de gewoonte hadden aangenomen om alles te vertellen wat er in haar jonge hersentjes omging. Voor Jufvrouw Hanna hadden zij geen geheimen. "Och, de Jufvrouw wist het toch" zeiden zij lachend en dan babbelden ze weer voort over zich zelven en de kennisjes, over de familie thuis en vooral over de heeren met wie ze dansten op de groote partijen.