Lin Scholte: Lekker Koken van Sabang tot Merauke Oude en Nieuwe recepten uit de Wonderlijke Tropenkeuken Moesson / Uitgeverij Tong Tong- Den Haag, 1972 179 pagina's
Ten geleide Een kookboek is het, maar niet zomaar een droge opsomming van recepten. Lin Scholte geeft aanwijzingen ("koken op smaak"), vertelt over de geschiedenis van een gerecht en plaatst het in haar familieleven. Ook voor degenen die een kookvrij bestaan leiden, is het daardoor een onderhoudend en informatief boek, zoals het onderstaande verhaal-recept laat zien.
Tante Ira
Tante Ira woonde op Gadang bij Malang. Zij was Moesje's schoonzuster. Een stille, bescheiden vrouw aan wie nog altijd te zien was met welk een beauty oom Martinus destijds was getrouwd. Tante Ira kwam alleen maar op bijzondere dagen. Op Moesje's verjaardag bijvoorbeeld; met de jaarwisseling of wanneer één van de kinderen Sieb weer eens kwam opduiken vanuit de "buitenbezittingen" zoals de eilanden buiten Java werden genoemd. Door een overplaatsing of voor verlof. De eerste keer toen ze kwam kennismaken met "de nieuwe vrouw van njo An" (mijn man heet Hans), wist ik niet beter of zij was gewoon maar een kenallen van de familie. Ze stond er een beetje verloren bij op de overloop van de bijgebouwen, geleund tegen een lange stenen aanrecht langs de muur. (dat had Pa laten aanbrengen op Moesje's verzoek, lang geleden. Toen de jongens met hun eerste tjèllèngs thuis kwamen. Het beest (of meer dan één) werd aan de achterpoten opgehangen aan de balken boven de wasplaats. Om te worden gevild en uitgebeend. Het verder uitbenen van de bouten gebeurde op dat aanrecht, Evenals het verwerken tot dendeng, enz.) Ik hoorde tante Ira nauwelijks als zij sprak. Haar stem reikte nooit verder dan de persoon tot wie zij sprak. Ze was gekleed in een kain en witte kabaja, met smalle kant langs de zomen. Tante Ira had een vrij lichte huid voor een Javaanse; gewelfde, volle lippen die zich snel plooiden tot een verlegen lach wanneer zij sprak. Alsof ze zich bij voorbaar wilde verontschuldigen zich te verstouten tot een gesprek. Ze had nog dik haar, ravenzwart. Toch was ze over de vijftig toen ik met haar kennismaakte. Moesje stond op de drempel in de deuropening tussen eetkamer en overloop. Ietwat landerig tegen de deurpost geleund, haar "gebiedsdeel" overziend vroeg Moesje een beetje lusteloos: "Bawa ollè apa sih?" Tante Ira antwoordde dat ze helaas niets bijzonders had meegebracht. "Alleen maar djambu bol en madu mongso..." Daarbij haalde ze het meegebrachte met bedachtzame gebaren uit haar biezen tas, om het op het aanrecht te deponeren. Toen Moesje naderhand bij mijn kennismaking met Tante Ira, deze vertelde dat mijn moeder ook een Javaanse was, leek Tante Ira mij bijzonder ingenomen. Ik zag een blijde glans in haar oogopslag. Ze schoof het meegebrachte in mijn richting, zeggende: "Ini non Lin, buwat njo An; dia suka betul." Dat was voor het eerst dat ik Madu Mongso proefde. In oliepapier gewikkelde rolletjes, zoo groot als een duiven-ei. Donkerpaars, op het zwarte af van kleur. Zoet met een wijnsmaak. Hóe tante Ira die maakte? "Ach, gewoon sadja non Lin, dari tapè..." zei ze. Van tapè ketan item, voor zover ik kan vaststellen. Maar het geheim verried ze niet. Ik denk dat ze het te onbenullig vond te vermelden. Onbenullig, omdat zij er immers was om ze te maken indien wij ernaar verlangden? Stelt u zich mijn verbazing voor, toen ik de recepten lezend op de naam Topeng Manaung stuitte, die een beschrijving gaf van een versnapering uit Sumbawa afkomstig. Maar die onmiskenbaar dezelfde versnapering moest zijn die tante Ira placht te maken. Met dit verschil dat de tapé waaruit Topeng Manaung werd gemaakt, gewone tapé ketan puti was. (witte ketan)
TOPENG MANAUNG
Benodigdheden: 2 glazen tapé ketan (1 glas = 240 cc of ca. 1/4 liter) 3 1/2 ons gula djawa 1 pond kokos 1 theelepel essence
Bereiding Pers uit de kokos 4 glazen romige santen. Zet de gula djawa op met wat water om te smelten. Zeef de gula djawa stroop. Kook de santen in een ijzeren wadjan net zo lang tot het vocht verdampt en de olie zich erop vertoont. Voeg dan de gula djawastroop hieraan toe. Laat deze stroop nu verder koken onder geregeld roeren totdat de suiker zich tot draden laat trekken. Dit is het moment om de tapé eraan toe te voegen. Roer voortdurend tot de inhoud zich gelijkmatig verdeeld heeft tot een stijve pap die niet meer aan de vingers kleeft bij aanraking. Laat de pap geheel afkoelen. Vorm met een dessertlepel ovale "kroketjes" eruit, ter grootte van een duiven-ei. Wikkel elk rolletje in een klein vierkant vel olie-papier of plastic-folie.
(pag. 154-156)