ir. C. Swaan-Koopman: Vrouwen in Indië Amsterdam: H.J. Paris, 1932
Ten geleide In een "villatje" wonen, zoals mevrouw Swaan dat noemt, lijkt tegenwoordig - dat wil zeggen, in de vroege jaren dertig - ook in Indië te kunnen. Maar of een zo'n "villatje" de concurrentie aan kan met een oud Indisch huis?
tekst
De Hollandsche Huisvrouw: I Huizen
Een wonderlijke voorstelling kunnen wij soms hebben van dingen, die we niet gezien hebben, voorstellingen die wij ons maken bij het lezen van beschrijvingen uit verre streken, en die vaak half onbewust de gestalte aannemen van dingen uit onze eigen omgeving: zooals wij ons vroeger allemaal Adam en Eva hebben gedacht op het grasveldje in een stadspark, of in den boomgaard achter grootmoeders huis.
Duidelijk nog zie ik voor me het huis in Indië, waar wij zouden wonen, zooals ik het me dacht vóór ons vertrek. Het was een houten huis op palen, met een open galerij die rondom was afgezet door een houten hekje. De piano stond op de voorgalerij, en daarnaast een divan en eenige gezellige poeffen; waarom die piano daar zoo werd blootgesteld aan wind en inregenen, heb ik nooit bedacht, misschien was het wel daarom, dat de kamers binnen alleen slaapkamers waren. Of misschien terwille van de vleugel in het paviljoen. Ik had namelijk gehoord van jonge menschen in Batavia, die geen huis konden betalen maar in een paviljoen woonden, dat zoo klein was, dat hun vleugelpiano haast buiten de deur stak. Een paviljoen stelde ik me toen dadelijk voor als een rond theekoepeltje op een oud-Hollandsch buiten, de glazen deur bleef altijd open en één poot van den vleugel stond buiten op het stoepje.
Menigeen zal dit wellicht belachelijk en kinderachtig voorkomen, maar men zal moeten toegeven dat wij allen dergelijke voorstellingen koesteren die door geen goede beschrijvingen noch zelfs door foto's geheel kunnen worden uitgeroeid.
Is men eenmaal in Indië aangekomen, dan blijkt het, dat veel dingen niet zoo vreemd zijn als men zou verwachten. Een paviljoen is geen theekoepeltje en een binnengalerij is heelemaal geen galerij. Verreweg de meeste Europeesche huizen staan niet op palen en zijn niet van hout, en de piano's staan even fatsoenlijk in den hoed van een gewone kamer als overal in Holland. Ja, de moderne villawijken in steden als Bandoeng, Batavia of Medan zouden evengoed op hun plaats zijn in de buurt van Wassenaar of in het Gooi.
Evenals de Europeesche huizen minder vreemd zijn dan velen denken, zoo is het ook met de kamponghuizen. Toen we bij aankomst in Sabang op den laten avond een uurtje ronddoolden door de lanen, kwamen wij ook aan een plek waar in de duisternis eenige bamboehutten waren te onderscheiden, en waar donkere gestalten, in sarongs gehuld, op bloote voeten voorbij slopen. "Laten we liever terug gaan," zeiden we toen, "hier komen we zeker in den kampong terecht". Want dat leek ons een hachelijke onderneming, immers is het een uitdrukking van diep moreel verval, wanneer men van een Europeaan moet getuigen: hij is in den kampong terecht gekomen! Al beteekent het dan wel iets anders dan ons zorgeloos wandelingetje op dien eerste avond in de tropen.
Sinds dien tijd hebben we heel wat wandelingen door heel wat kampongs gemaakt en er nooit iets onplezierigs in ontdekt, maar toch ken ik nog vele andere "orang baroe" die de eerste jaren van hun verblijf hier "den kampong" als iets griezeligs blijven mijden, en meenen dat vuile ziekten en gevaarlijke amokmakers hen achter iederen pisangstam belagen.
Het eerste huis dat we in Indië betraden, was het hôtel in Batavia. Inderdaad was dat een beetje ongewoon. Het bestond uit vele kleine huisjes, op een groot erf verspreid, die allemaal paviljoens genoemd werden; de huisjes hadden ieder twee of vier kamers met kleine veranda's of voorgalerijtjes, en waren onderling verbonden door overdekte straatjes waarlangs de badkamers gebouwd waren. Die badkamers hebben we niet durven betreden, het waren donkere kleine hokjes van een paar meeter in het vierkant, waarvan de helft werd ingenomen door een donkeren gemetselden bak met water, en de andere helft door een brokkeligen steenen vloer. We wisten toen nog niet hoe keurig dit genoemd kon worden in vergelijking met wat men op plaatsen in de binnenlanden soms te genieten krijgt. Wanneer er iets in staat is, mij een afkeer van Indië te bezorgen, dan zijn het wel de hôtels op de binnenplaatsen. De volgenden dag al maakten wij er mee kennis, toen we met onze hutkoffer in het midden van Java stonden in een vuile hôtelkamer, die nog vuiler werd tijdens ons verblijf omdat er stilzwijgend werd aangenomen dat iedere gast zijn eigen bedienden meebracht en zijn eigen vertrekken schoon liet maken. Wij bezaten nog geen bedienden en keken dagenlang door een vuile klamboe naar het dak van de keuken, dat over het vuile grijslinnen gordijntje, aan een slap touwtje opgehangen, buiten het raam te zien was. Over een niet overdekt binnenplaatsje, dat elken middag door de neerstroomende Westmoessonregens in een modderpoel veranderd werd, waadden we naar de bijgebouwen. Die waren van bamboematten gemaakt, lang niet ondoorzichtig voor den buiten rondscharrelende tuinman, vol spinnen en schorpioenen en onbeschrijfelijk onsmakelijk. De soep, de spiegeleieren, de rijst, alles zag zwart en zat vol miertjes, rauwe of gekookte. Toen we 's avonds in de oud-Indische luie stoelen zaten - waarvan men de armleuningen als een vouwbeen openklapt om zijn beenen languit op de aldus ontstane verlengstukken te leggen - met ons hoofd geleund tegen de witkatoenen hoezen die de rugleuning tegen geoliede haren moeten beschermen, namen we ons voor, om tot elken prijs dadelijk een huis te huren.
We hadden de keusch tussen twee, een heel oud en een splinternieuw huis. Het oude leek werkelijk wat op mijn voorstelling, het stond op kleine paaltjes, had een houten vloer die wiebelde onder onze stappen, en het geweldige grasveld met oprijlanen aan weerszijden, dat ik er ook altijd bijgedacht had. Maar het was zoo lek en zoo vuil, eb de bijgebouwen waren nog griezeliger dan in het hôtel, zoodat we het niet durfden nemen, en het nieuwe kozen, hoewel dat tweemaal zoo duur was. Zoo gaat het met de meeste menschen die pas in Indië aankomen, zij kiezen het schoone nieuwe huis, en pas later, als men wat gewend is aan Indische vuiligheid en bovendien de koelte en ruimte van oude huizen is gaan waardeeren, valt de keus ook wel eens andersom uit. Trouwens, vaak heeft men niets te kiezen, en is de woningnood zoo groot dat men blij is ook met een huis van bamboematten en leelijke cementen vloeren. En och, ook dat went wel gauw, met een beetje goeden wil om niet te mopperen kan men ook het leelijkste huis zich gezellig inrichten.
Ons nieuwe huis had mooie tegelvloeren, frisch lichtgroen geverfde plafonds en natuurlijk helwit gekalkte muren, die onze karig gemeubelde kamers wel iets ruls gaven; in latere huizen hebben wij altijd de muren met een beetje geel oker door de witkalk gemengd over laten kalken, om de ergste koude er af te nemen, en soms ook met een donkerder kleur calcarium een soort lambrizeering erovereen gesausd. Tegenwoordig wordt zelfs wel behangselpapier op de muur geplakt, waardoor de huizen steeds meer gelijkenis krijgen met een villatje in het vaderland.
Wij begonnen onze meubilering, de koning te rijk uit het hoôtel verlost te zijn, met op de voorgalerij twee dekstoelen en een hutkoffer als tafel ertusschen in, en binnen alleen een groot ijzeren bed, het traditioneele overal eendere Indische ijzeren bed dat trilt in zijn grondvesten als iemand er zich in omkeert en na korten tijd alle bochten in de ijzeren onderliggers doet voelen door de matras heen. Ook dit oude traditioneele bed dat zoo groot is als een kamertje in een Hollandsch huis, begint in de laatste tien jaar zijn alleenheerschappij te verliezen en wordt bij nieuwerwetsche meubileeringen al dikwijls vervangen door houten bedden met hangklamboes, die schuin afhangen van een soort hemeltje, aan den muur bevestigd of opgehangen aan het plafond, op de manier van Europeesche bedden in vorige eeuwen. Hiermee verdwijnen ook de absurd groote lakens met kanten strooken die bij het ijzeren bed tot op den grond plegen af te hangen; de houten bedden kennen geen kanten stroken meer.
In het hôtel was ik, om wat te doen te hebben, al begonnen van ijzerdraad-hoepeltjes en wat dunne zijden lapjes lampekappen te fabriceeren, om de leelijke grote gasoline-lampen wat te kunnen bedekken en hun schelle licht enigszins te temperen. Ofschoon het maar een schamele proeve van een lampekap werd, bleek het toch, toen men op die plaats, een groote mate van initiatief te demonstreeren, want in de heele kotta was maar één dame zoo vindingrijk geweest om een Javaansche blikslager zoodanig te instrueeren, dat hij een paar stevige ijzerdraadmodellen vervaardigde, die zij met zijde bekleedde. Toen zij wegging, bood de heele Hollandsche bevolking op de vendutie op die twee lampekappen. Deze gebeurtenis, die zich pas tien jaar geleden afspeelde op een niet al te afgelegen plaats van Java, bewijst weer eens, hoe moeilijk men inlichtingen over Indië kan verstrekken; want slechts enkele jaren later reed ik op een avond door Soerabaya en de sterkste indruk die ik toen van deze stad bij avond meenam was..... de overweldigende hoeveelheid en verscheidenheid van lampekappen, die ieder particulier huis het aanschijn gaven van een toonkamer der Electriciteitsmaatschappij. Indië verandert zoo snel, dat iemand die het tien jaar geleden verliet, nagenoeg geen betrouwbare inlichting meer geven kan. Bijna alle aanleg van waterleiding en electrisch licht dateert van de laatste ten jaar; waar wij tien jaar geleden nog uitkwamen met petroleum-schemerlampen in de koffers, omdat men in Indië niets anders dan petroleum heette te branden, en uit Batavia waschkommen en lampetkannen tegen fancy-prijzen insloegen in mee het binnenland in te neemen, vindt men nu zelfs op vele kleine plaatsen van Java vaste waschtafels en electrisch licht. Overigens zijn er natuurlijk nog vele plaatsen, vooral in de buitenbezittingen, waarop de verhalen van voor tien jaar nog onveranderd van toepassing zijn.
Met de verdere meubileering gaat het al net zoo. Wij konden indertijd niets anders krijgen dan de kast en het zitje. De kast had (en heeft nog) bovenin de deuren zes groende of gele ruitjes; het zitje bestond, en bestaat nog in duizenden huizen in Indië, uit vier vrij ongemakkelijke armstoelen en een vierkant tafeltje met marmeren blad op een zware vierkante poot, die versierd is met vier geglazuurde witte tegels waarop een gele waterlelie met groene blaren staat afgebeeld. Het zou jammer zijn ook nog een beschrijving te geven van het buffet, dat behalve dezelfde tegels daarenboven een spiegel heeft, want dan zou men bij aankomst in Indië niets meer over hebben om zelf te ontdekken!
Tegenwoordig echter zijn verscheidene Chineezen, dank zij de door verlofgangers meegebrachte foto's van moderne meubelen, al vrij goed geoefend in de vervaardiging van meubilair naar zeer moderne modellen. Vooral in Batavia kan men op dat punt alles verwachten; op binnenplaatsen moet men zelf goede teekeningen bij zich hebben en kan dan ook alles gemaakt krijgen in den nieuwen stijl.
Met de huizen is het gegaan als met de meubels: op een bepaald oogenblik is iemand tot het verrassend inzicht gekomen, dat het ook mogelijk was de huizen anders te bouwen dan totnutoe altijd geschiedde. Er ontstond toen een bouwstijl, die vleesch noch visch was, met een halve voorgalerij, waarnaast een eenigszins uitspringende voorkamer, die vaak versierd is met een soort trapgeveltje, dat geweldig veel last heeft van inwateren in den regentijd en daardoor van boven af vuile strepen vertoont, terwijl het raam beschermd moet worden tegen inregenen dor later aangebrachte afdakjes van gegolfd plaatijzer. Architecten, die een goeden voor tropenzon en tropenregen berekenden dakvorm ontwerpen, zijn er tot op den huidigen dag in Indië nog te weinig; de meeste eigenbouwende Arabieren en de Chineesche aanneemertjes bootsen na zonder eenig inzicht in het hoe en het waarom van de constructies, wat vooral in de daken op jammerlijke manier aan den dag treedt.
In de groote steden vindt men heele wijken met moderne villatjes, die volkomen gebroken hebben met den ouden, tropischen bouwtrant, zonder er iets weldoordachts voor in de plaats te geven. De inderdaad vaak leelijke houten luiken voor de ramen zijn verdwenen, en mooi glas in lood is er voor in de plaats gekomen, wat 's avonds, wanneer binnen de lampen branden, wel heel poëtisch lijkt, maar 's middags, wanneer men de heete schelle zon wil keeren, heel onpractisch blijkt te zijn. De kamers zijn klein, de voorgalerij is vervangen door een open platje, ook al weer idyllisch voor 's avonds, maar onbruikbaar zoolang de zon schijnt en zoolang het regent, dat is dus negen-tiende van het jaar. De oude badkamer met zijn diepen duisteren mandi-bak, is hier hoogstens nog een vierkante metergroot, terwijl de bak is ingekrompen tot een wit- betegeld gootsteentje, nu hij door het waterleidingkraantje en de douche vrijwel overbodig is geworden,
Wat aan Hollandsche huiselijkheid is gewonnen, is verloren aan koelte en ruimte; ook de groote erven krimpen en krimpen, tot er niets meer van over is dan een smal gangetje aan weerszijden van een steenig binnenplaatsje achter het huis, waar amper plaats te vinden is om de wasch te droogen te hangen. Een goede architectuur voor Indische huizen, die nieuwe opvattingen paart aan de vroegere doelmatige bescherming tegen zon en regen, moet nog geboren worden. Op het oogenblik kan men alle modellen aantreffen tusschen deze twee uitersten; het is niet ongewoon, dat b.v. een contrôleur van een binnenplaats, waar hij zes kamers heeft van minstens zes bij zes meter, galerijen van 12 bij 12, en een tuin van een halve kilometer in het vierkant, bij overplaatsing naar een stad een huisje krijgt, waar hij met eenige kinderen nauwelijks onderdak kan vinden en geen plaats heeft voor het opbergen van zijn koffers, omdat de lange reeks van berg- en strijk- en bediendenkamers in het stadshuis vervangen is door één klein hokje dat de functie van Hollandschen zolder, kelder en bijkeuken tegelijk vervullen moet.
Het nieuwe Indische huis heeft vele voordeelen, het is overzichtelijker en eischt minder bedienden, de badkamer naast de slaapkamer is een groot genot, meubileering en stoffeering hebben veel betere kansen gekregen; maar toch zal menige huismoeder met een groot gezin nog wel eens een jaloerschen blik werpen op de koele ruime hallen van de oude huizen, op de lange gaanderijen waar de kinderen naar hartelust kunnen spelen met treinen en vliegende Hollanders, en op de groote erven met vruchtboomen van allerlei aard, waar men groenten en bloemen kan kweeken naar hartelust. Maar dit alles gaat snel tot het verleden behoren.
(pag. 53-64)