Marian Bruinvels (1935)
"Uiteindelijk besloot ik om scheikunde te gaan studeren. Dat leek me mooi. Nederlands, met de literatuur, was te gevaarlijk. De literatuur vroeg om gevoelens en na de kamptijd en de ontvangst hier in Holland was ik daar voorzichtig mee. In de scheikunde is alles normaal, je hebt een glazen kolf en je meet wat het kookpunt is. Niets is onzeker. Je doet proeven en daarna ben je klaar. Je hoeft niet mee te voelen, er is geen onzekerheid. En het is ook gezellig, zo'n labfamilie. Met z'n allen op de zaal, samen zwemmen. Ik was 18 jaar toen ik eerstejaars scheikunde werd."
Niets voelen, of zo min mogelijk, leek de beste strategie voor Marian. Ze was geboren en getogen in Batavia en had een moeilijke kamptijd achter de rug. "Ik zat met mijn moeder en zuster in de Tjideng, Tangerang en ADEK. Na de oorlog, gedurende de Bersiap periode en daarna, woonden we bij mijn oom's familie vlak bij onze vroegere huis."
In het verhaal 'De Oranje' schrijft ze: "Op 31 januari 1947 gingen we in Tanjong Priok aan boord van de Oranje. Ik was 11 jaar oud en had voor de oorlog in een rustige buurt van Batavia gewoond."
Zo ging het. In dit en in andere verhalen vertelt ze over Indië. De verhalen en het verlangen om te schrijven bleven, ondanks de veilige wereld van de scheikunde. De verhalen en boeken liggen vooralsnog bij haar thuis. Ze geeft gastles op scholen voor de Stichting Gastdocenten Zuid Oost Azië. Marian vertelt over haar vader, mijnbouwkundig ingenieur, haar moeder, die ook scheikunde studeerde. Over haar jeugd. De kampen. De familie die in Holland aldoor brieven stuurde. En ook over de repatriëring. Daarover zegt ze met haar nuchtere opgewekte stem:
"Ik moest heel hard huilen. Want dan sta je op dat schip, dan denk je nooit meer, alle poezen zijn weggegeven, hoe moet het met mijn eend, ik kom vast nooit meer terug. En toen wisten we nog niet eens hoe rot het in Nederland was. Laatst kwamen er weer herinneringen boven toen ik de film over contractpensions zag. Toen wist ik weer hoe lelijk ze hier toen deden tegen mensen uit Indië. Het merkwaardige is dat geen Hollander trots durft te zijn op het koloniale verleden. Dat zie je in het buitenland wel, daar vinden ze het een culturele verrijking."
Na de studie kwam de praktijk van de assistentschappen, gevolgd door sollicitaties. In deze periode ontmoette ze haar echtgenoot: "Dat ging even voor. Toen ik later met een bul en een baby naar een baan uitkeek, was er niets. Via af en toe invallen als scheikundejuf op middelbare scholen, ontdekte ik dat het onderwijs me lag. Ik heb dertig jaar gewerkt op een enorm grote school in Utrecht, tot mijn pensioen."
Huwelijk, moederschap, baan - maar er was meer. Indië, en de verhalen daarover die in Marian Bruinvels leefde. Ze schreef eigenlijk altijd wel, columns, verhalen, maar het bleef in de kast. In de late jaren '80 kwam het eerste publiek. Als Gastdocente van de Stichting vertelde ze aan schoolklassen over Indië. Vertellen en schrijven vloeiden in elkaar door. Voor de Stichting Gastdocenten coördineerde ze twaalf jaar lang de opleidingen, zodat ook anderen over hun ervaringen in Indië leerden vertellen.
En nu? Nu richt ze haar blik op een groter publiek dan schoolklassen. Er is een rijk familiearchief waaruit enkele artikelen en boeken gaan voortkomen. Ze herziet werk van toen zodat het rijp zal zijn voor publicatie. Er is zoveel werk opeens. En het is verbazend maar ook goed, na zoveel jaren hebben de letteren Marian Bruinvels eindelijk gevonden. Of eigenlijk, zij heeft de letteren gevonden. Nog even, en dan.
Meer lezen van Marian Bruinvels?
Over Marian Bruinvels