Mevrouw J.M.C. Kloppenburg-Versteegh (1862-1948)
Mevrouw Kloppenburg-Versteegh werd in 1862 geboren als Jans Versteegh op Soekamangli, een grote koffie-onderneming in het district Weliri (Midden-Java). Toen ze 7 jaar was, werd ze naar de kostschool van de Zusters Ursulinen op Batavia gestuurd. Van hen ontving ze een zogenoemde beschaafde opvoeding.
In 1874 raakten haar ouders in ernstige financiële problemen. Vader Carel Versteegh, die eens vanwege zijn rijkdom de 'koffiekoning van Java' was genoemd, kon zijn leningen niet meer aflossen. Tevergeefs had hij op een goede koffie-oogst gerekend. Nu moest een aantal van zijn ondernemingen verkocht worden. Soekamangli kon behouden worden, maar er diende ernstig bezuinigd worden. Dure kostscholen waren er niet meer bij. Jans moest thuis komen en haar moeder helpen.
Jans' moeder Albertina van Spreeuwenburg genas met behulp van geneeskrachtige planten en kruiden de zieken op en rond de onderneming. De njonja besar wist alles, zei men. Aan mama's zijde leerde Jans alles over Indische planten en de omgang met zieken. Deze praktijkopleiding duurde tot zij in 1883 met Herman Kloppenburg trouwde.
Haar zelfstudie ging altijd voort en met resultaten die ook anderen opvielen. Later was zij zelfs een aantal jaren presidente van een plaatselijke ziekenvereniging op Semarang.
In 1899 sloeg het noodlot toe. Haar oudste dochter Tina overleed door een verkeerde diagnose en behandeling van een westerse arts. Om haar verdriet te verwerken, stortte mevrouw Kloppenburg zich op de studie van Indische kruiden. Die resulteerde in het boek Indische planten en haar geneeskracht (1907).
Inmiddels was het op Java bekend geworden dat mevrouw Kloppenburg patiënten ontving en hen indien nodig bezocht. Haar naam en faam als geneeskundige groeiden snel. Intussen maakte haar echtgenoot Herman carrière in het bankwezen. Zo waren de Kloppenburgs, behalve door afkomst ook door eigen kracht, respectabele leden van de Indisch-Nederlandse maatschappij geworden.
Mevrouw Kloppenburg wilde graag andere vrouwen de weg wijzen om hun plaats in de maatschappij te vinden. Op basis van haar eigen ervaring en geïnspireerd door haar katholieke levensovertuiging schreef zij een handboek, getiteld Het leven van de Europeesche vrouw in Indië (1913).
Na Hermans pensionering (circa 1914) ging het gezin Kloppenburg eerst in Nederland en daarna in België wonen. Ook hier bleef mevrouw Kloppenburg kruiden kweken en onderzoeken. Altijd werd zij gesteund door haar dochter Troel, die haar verzorgde en nu het huishouden bestuurde. Ongetwijfeld was zij haar moeder tot hulp toen deze haar derde boek Eene nabetrachting (1940) schreef, waarin zij nogmaals het nut van geneeskrachtige kruiden benadrukte tegenover de critici die haar van kwakzalverij hadden beticht.In 1937 keerden mevrouw Kloppenburg en Troel terug naar hun geboorteland. Daar was het koloniale rijk aan het veranderen. Binnen de familiekring voelden beiden zich gelukkig en geborgen. Deze veiligheid bleek schijn. Wat een verre oorlog leek te zijn, kwam in 1942 met de Japanse inval van Indië dichtbij.
Tijdens de Japanse bezetting werden mevrouw Kloppenburg en de haren niet geïnterneerd. Wel leden de familiebezittingen veel schade. De Indonesische revolutie die op de bezetting volgde, bracht de Kloppenburgs in een moeilijke positie. Interneringen volgden. In deze periode werd mevrouw Kloppenburg ernstig ziek. Er was geen genezing te vinden; in 1948 stierf ze in een westers ziekenhuis te Malang.
Meer lezen van J.M.C. Kloppenburg-Versteegh?
Over J.M.C. Kloppenburg-Versteegh