Karin Ottenhoff (1941)
"Of ik Indische poëzie schrijf? Mijn levensgevoel is Indisch, dus ja... Het heeft iets te maken met zintuigelijkheid, de afstand en nabijheid van mensen en de beleving daarvan. Wij komen uit een wereld na aan de huid is. 's Winters verlang ik ernaar dat opnieuw te beleven, die laag kleren weg te denken. Natuurlijk zou ik naar een warm land kunnen gaan, maar de terugkeer zou dan te ontnuchterend zijn."
Karin Ottenhoff lacht even als ze dat zegt. Maar de toehoorder denkt aan haar gedichten, die spreken over zeeën en weggaan, afscheid nemen en blijven.
Karin Ottenhoff werd geboren op 11 februari 1941, te Yogyakarta (Midden-Java), als enig kind van de Fröbel-onderwijzeres Elizabeth Intveld en Karel Ottenhoff, spoorwegman van de Nederlands-Indische Spoorwegen (N.I.S.)De Japanse bezetting en de daaropvolgende Indonesische revolutie (Bersiap) vervulden haar eerste levensjaren met onbegrepen angsten. Op het schuiladres in Soerabaja konden de volwassenen haar niet tegen beschermen. "De eerste sterke herinnering is die aan een brand, het jaar daarop. Vanaf zee schoten de Engelsen op een kampong, vlak voor ons huis. Dat was in Soerabaja, waar mijn vader mij en mijn moeder bij de eerste oorlogsdreiging heen had gebracht. Hij is uit de gevangenis in de Van der Werffstraat terug gekomen, mijn moeder en ik zijn buiten de kampen gebleven. In Soerabaja is de Bersiaptijd begonnen. Later, in 1952 zijn we in Nederland opnieuw begonnen."
In Indië bezocht Karin de school van de Zusters Ursulinen in Soerabaja, in Nederland ging ze naar de MULO van de Zusters Franciscanessen. Het was wennen, als enig Indisch meisje tussen de "haaibaaierige vrouwen" in de klas. Bepaald een cultuurschok, die overplanting van de Indische meisjesschool naar de MULO in Haarlem-Noord. Dankzij de bemoediging van mère Gonzagua ging ze naar het gymnasium, dat deel uitmaakte van het lyceum Sancta Maria. In het schoolblad Primitiae (eerstelingen) publiceerde ze voor het eerst een gedicht. Karin glimlacht : "De spleen droop eraf."
Karin Ottenhoffs loopbaan verliep fragmentarisch: eerst "snel zelfstandig" met baan en praktijkopleiding van de CVOLB (Centrale vereniging van Openbare Bibliotheken) en vervolgens, aanmoedigd door Kees Fens (toen leraar in Haarlem) alsnog een studie Neerlandistiek aan de Universiteit van Amsterdam.Daarna volgden vertaalworkshops en deelname aan de rederijkserskringen in Haarlem. Zij publiceerde in hun kringbundels. Daarnaast werd het 'Indische' een thema in haar gedichten, door uitwisseling in lotgenotenkumpulans van de Vereniging van Kinderen uit de Japanse Bezetting en Bersiap (KJBB). Ook op 'Indische noemer' werd zij uitgenodigd tot publicatie in verschillende bundels en om voor te dragen uit eigen werk bij Indische herdenkingsbijeenkomsten.
De poëzie van Karin Ottenhoff is autobiografisch. Indië is aanwezig, zoals in het mooie 'Drieluik voor een Indisch meisje', dat zij schreef bij het overlijden van haar moeder. De slotregels: "De boot gaat op thuisvaart, glij je mee? / Haar hand antwoordt niet meer / maar zij blijft nog, ademt nog even/
Momenteel is ze, zoals ze dat noemt "moeder-op-afstand van een volwassen zoon" en werkt ze als collectie-conservator in het Letterkundig Museum te Den Haag. De muze roept, zij het zachtjes, legt Karin uit: "Poëzie is voor mij bezinning: even afstand houden, een moment van rust nemen. Gedichten komen voort uit mijn leven maar ik laat er het universele doorstromen. Ik experimenteer met de vorm: gedichten -soms bij eigen beeldende kunst- op papier naast gedichten die als 'orale kunst' geboren zijn uit de drang ze met publiek uit te wisselen."
Bron: interview door de Conductrice.
Meer lezen van Karin Ottenhoff?